Pedro dook omhoog uit het water. Zijn hoofd stak als een treurwilg boven de oceaan uit. Bestond de mogelijkheid dan had hij haar het liefste afgeschroefd van zijn blote nek. Het was toch een leeghoofd niet in staat over de dingen na te denken. Weer gleed zijn hand langs zijn keel waar zijn hart tekeerging als een sprinkhaan gevangen in een luciferdoosje. Hij volgde de vorm van zijn adamsappel en voelde niets anders dan zijn natte huid. Iets welde in hem op maar hij slaagde erin het te onderdrukken. Hij wilde er nog niet aan ook al kon hij er niet meer om heen. Alles wees er namelijk op: HIJ WAS HET KWIJT!
Hij zwom hijgend naar de kant. Zijn longen piepten. Daar waar het zand zijn borstkas schuurde bleef hij liggen. Minutenlang. Het begon al te schemeren. Alle moed verzamelend voor nog een allerlaatste keer stond hij op. Zijn benen trilden van uitputting. Pedro werd bevangen door de angst dat hij deze keer misschien niet meer boven zou komen. Maar naar huis gaan zonder ging gewoonweg niet. Het was hun kostbaarste bezit. Hoe had hij ook zo stom kunnen zijn te gaan zwemmen met het medaillon om zijn nek.
De opdracht van zijn vader was eenvoudig en duidelijk geweest. Slechts op één manier uitlegbaar. Haal het medaillon op. Stop nergens. Ga rechtstreeks naar huis. Had zijn vader er nog aan toegevoegd. Hij wist tegen wie hij het had. Zijn zoon mocht fysiek dan niet op hem lijken. Ze deelden dezelfde verlangens.
De roep van de oceaan was sterk. Zeker vandaag. Dit overdacht Nescio, Pedro’s vader, met zijn surfplank in de hand wachtend op de volgende golf. De golven waren vandaag te perfect. Een traan sprong regelrecht uit zijn oog het zoute sop in. Op het werk en thuis dachten ze dat hij op dit moment op het punt stond een grote slag te slaan. Dat was ook zo bedacht Nescio vlak voordat hij de branding in rende. Zijn surfplank onder zijn arm geklemd. Alleen verstond iedereen daar wat anders onder: Nescio waande zich succesvol surfend over de metershoge golf, zijn baas zou wenen om de verdwenen omzet, zijn vrouw hoefde hij niet eens teleur te stellen al rekende zij ook op de provisie van de enorme (niet bestaande) order maar bij thuiskomst zou het prachtige medaillon alweer om haar nek schitteren om dit gemis te verzachten. Daar zorgde zijn zoon voor. Zijn gehoorzame zoon.
De golf nam in kracht af. De schuldgevoelens kwamen boven drijven. Nescio liet zijn voeten in het water zakken en peddelde rustig terug naar het strand. De surfplank bonkte ergens tegenaan. Hij werd ijskoud toen zijn arm er langs streek. Het lichaam in het water was stijf en opgezwollen met één arm omhooggestoken in de lucht. Het medaillon bungelde aan een vinger. Pedro staarde met zijn dode ogen voorbij zijn vader, voorbij de wolken. De sterren en planeten lieten ze achter zich in hun vliegende vaart tot ze vonden waarnaar ze zochten. Rust. Het eeuwige, oneindige, almaar voortdurende zwarte niets. Hoezeer de zee ook trok het lichaam bleef liggen waar het lag tevreden als het was met zijn plaats. Nescio bleef bij zijn zoon, zijn dode zoon, totdat de zee zich terugtrok en zij achterbleven op de drooggevallen zandvlakte temidden van de schelpen, waterplanten en vuil van de toeristen. Nescio zou bij zijn zoon blijven totdat hij zijn ogen weer opendeed. Naar huis gaan zonder hem ging gewoonweg niet. Hij was namelijk hun kostbaarste bezit.